Het oorlogsverhaal van mijn opa


Dit is het eerste verhaal uit een serie beeldverhalen over mijn zoektocht naar de geschiedenis van het vrijwel vergeten Duitse concentratiekamp Erika. Hester den Boer

Als kleindochter voelde ik altijd een vanzelfsprekende band met mijn opa. Ik hield ervan hoe hij grapjes maakte en hoe hij vol zat met avonturenverhalen.

 (links) © Thijs den Boer


Maar ik ving ook weleens een glimp op van zijn moeilijke, soms zelfs agressieve karakter. Vroeger hadden zijn vrouw en kinderen het flink te verduren. Hij kon opeens in woede ontvlammen en hij steigerde als mensen hem vertelden wat hij moest doen. Zijn gevleugelde uitspraak was dan ook: ‘Ik ben Jan den Boer en ik doe wat ik wil.’ 

Als hij boos was ging dat briesend.


‘IK BEN JAN DEN BOER EN IK DOE WAT IK WIL!’

Ik had altijd het idee dat zijn onhebbelijkheden te maken hadden met de oorlog. In de familie was bekend dat mijn opa aan het eind van de Tweede Wereldoorlog in Kamp Westerbork had gezeten, zo had hij ooit tegen mijn tante verteld.

De 'boulevard', de hoofdweg door het kamp. © Kamp Westerbork 
Over de reden dat hij in een kamp had gezeten, als niet-Joodse man, wisten we alleen dat het iets te maken had met Joodse onderduikers en dat hij melk had gestolen uit een melkfabriek. Maar de details hiervan kende ik niet en opa zelf sprak er met geen woord over.



Toen mijn opa de negentig was gepasseerd vroeg ik of ik hem mocht interviewen over de oorlog. Hij stemde in. De avond voordat ik bij hem langs zou komen op de camping, waar hij permanent woonde, belde hij me op. ‘Ik kán het niet’, zei hij. ‘Ik kan er niet over praten’. 

Het was de eerste keer dat ik mijn opa hoorde huilen. 





















Een paar jaar later, in 2018, overleed mijn opa op zesennegentigjarige leeftijd.












De avond na zijn crematie besloot ik navraag te doen bij Herinneringscentrum Westerbork. Als hij in Kamp Westerbork gevangen heeft gezeten is daar misschien wel informatie over beschikbaar, zo redeneerde ik.

Het leek alsof, nu mijn opa was overleden, er pas écht de ruimte ontstond om in zijn verleden te duiken.
Het antwoord op mijn vraag was verrassend: mijn opa had vrijwel zeker nooit in Kamp Westerbork gevangen gezeten, zo hadden ze uitgezocht. Wel kreeg ik een scan van een archiefkaart toegestuurd, waarop de naam van mijn opa stond geschreven.


Met pen stond er gekrabbeld: ‘Komt voor op lijst Ommen met welke data?’ ‘Niet op lijst Kamp “Erica”’.


Mijn opa, zo kwam ik achter, bleek op de gevangenenlijst te staan van Kamp Erika. Dit was een van de vijf Duitse concentratiekampen in Nederland tijdens de Tweede Wereldoorlog. De andere kampen waren die in Schoorl, Amersfoort, Westerbork en Vught.

Van al deze concentratiekampen had ik in meer of mindere mate gehoord.


Maar Kamp Erika was geheel nieuw voor mij.





Na een rondje googelen zag ik dat op de exacte plek van het voormalige concentratiekamp nu een camping is gevestigd, in de bossen bij het Overijsselse Ommen.  

Op het campingterrein is geen enkele verwijzing naar het oorlogsverleden, er staat zelfs geen informatiebordje.





















Ook in mijn omgeving kende vrijwel niemand Kamp Erika.

En in de historische literatuur was er beduidend minder informatie te vinden dan over de andere kampen. Waarom was Kamp Erika nauwelijks bekend? En waarom had mij